Recensie Mieke
22 oktober 2024
Fotocredit:

Recensie Mieke: Walvistij van Elizabeth O’Connor

Het is 1938. Manod is een jonge vrouw die op een eiland voor de kust van Wales woont.

Walvistij ★★★★

O’Connor weet vanaf de eerste bladzijde de sfeer van het eiland waar ze over schrijft weergaloos op te roepen. ‘Zo gaat een eilandjaar. Eerst de zon, en de lente die zich vult met vogels. (..) Soms vechten ze midden in de lucht, waarbij ze elkaar tot bloedens toe verwonden. Ze laten visjes uit hun bek op de binnenplaats vallen, die zich dan in de kieren en gaten tussen de stenen wurmen, waar ze nog maandenlang een ranzige lucht verspreiden.’ Je ruikt het als lezer! Als ooit het woord zintuiglijk op zijn plaats was, dan bij deze debuterende Engelse schrijfster. Ook de walvis die in september 1938 aanspoelt, – is het een goed of slecht teken? – gaat steeds sterker ruiken.

Verteller is de achttienjarige kreeftvissersdochter Manod, die met haar vader en zusje op deze woeste en onherbergzame plek woont, met een vuurtoren op de oost- en een grot op de westpunt. 5 kilometer lang is het maar. Wat er met haar moeder is gebeurd blijft lang onduidelijk. Manod runt het huishouden: vuur aanmaken, mossels en kokkels rapen in de striemende wind, op haar zusje passen. En op zondag een kilometer wandelen naar de kerk in je goeie goed, waar je dan te horen krijgt dat je moet bidden voor een goede vangst.

Maar onze heldin is een dwars type: ‘De meeste mensen zeiden dat ik mooi blond haar had, waardoor ik alleen maar zin kreeg om het af te knippen’. Getalenteerd en slim is ze ook. De wereldpolitiek komt mondjesmaat binnen. Van de oorlogsdreiging krijgen de eilandbewoners via een oude krant iets mee: een foto van Neville Camberlain, de kop: 5000 Britse manschappen naar Sudetenland. Drie weken oud nieuws.

Hoe fraai beschreven ook, alleen maar kreeftenvissen en de dominee is te weinig voor een roman. Iets van buitenaf moet de boel aan het rollen brengen. En ja hoor, daar zijn ze, Joan en Edward, twee antropologen uit Oxford, ze willen het ongerepte eilandleven vastleggen en vragen Manod, die naast het Welsh ook Engels spreekt of ze wil tolken. Er ontwikkelt zich zelfs een soort vriendschap.

Joan idealiseert het eilandleven op een dweperige manier: een onaangetaste plaats ‘waar de mensen als wilde bloemen waren.’ Manod heeft het eiland nooit zo bekeken. ‘Ik had het nooit als interessant of mooi beschouwd’. Zij wil juist naar de stad, om te studeren, net als Joan. Haar voorland trekt haar niet: “Ik had meisjes gezien die trouwden op hun zestiende, moeder werden rond hun twintigste en zeeweduwe op hun vijfentwintigste, afgetobd en verloren.’

Lukt het Manod om te ontsnappen aan het eilandleven waar alles vastligt? Walvistij is vooral een poëtisch en hartverscheurend verhaal, waarvoor O’Connor zich liet inspireren door verschillende bestaande eilanden. Zoals het Bardsley Island, 3 kilometer uit de kust van een schiereiland in Wales. In 1931 telde het zestig inwoners, van wie er in 2019 nog elf over waren. O’Connor vertelt het in een noot achterin. Het boek is dus ook een ode aan een vrijwel verdwenen cultuur.


Uitgeverij Ambo|Anthos 190 blz. €22,99 (e-boek €9,99, luisterboek €11,99)

Back to top