Dit boek is nadrukkelijk geïnspireerd op Sei Shonagons beroemde Het hoofdkussenboek.
Het hoofdkussenboek van Sei Shonagon is een van mijn lievelingsboeken. Met haar geestige en schitterende dagboekachtige observaties bracht deze hofdame het feodale Japan van ruim duizend jaar geleden tot leven, en vooral haar lijstjes zijn fameus. Van ergerlijke of pijnlijke dingen: een man van wie je houdt is stomdronken). Of dingen waar je hart sneller van gaat kloppen: mussen met jongen. In een Chinese spiegel kijken die wat beslagen is. Ik ging zelf ook lijstjes maken!
Mijn afgetrapte pocket was wel via het Engels vertaald, dus toen er in 2018 een nieuwe, rechtstreekse vertaling uitkwam, heb ik die natuurlijk meteen aangeschaft. Prachtig uitgegeven! Hardcover! Jos Vos, een Vlaming getrouwd met een Japanse die lang in Kyoto had gewoond, had deze ingewikkelde klus voorbeeldig geklaard, dus zijn ‘Voetkussenboek’ trok onmiddellijk mijn aandacht.
Ik verwachtte Japanse dagboekachtige aantekeningen in de geest van Sei Shonagon, en lijstjes natuurlijk. Het begint mooi met een gedicht over wilde ganzen uit het verhaal van Genji, een elfde-eeuwse Japanse roman die ook door Vos is vertaald, maar al na één bladzij gaat het over Engeland (waar Vos nu woont), over Mary Poppins, Dr. Doolittle, en Les Poppeys, om dan via een zeventiende-eeuwse dichter uit Wales losjes uit te komen bij The Who, waar hij dan tien (!) bladzijdes over doorgaat. Dan moet je wel erg geïnteresseerd zijn in The Who.
Jos Vos, wat moet ik daar nou mee?
Sommige stukken gaan over zijn jeugd in Vlaams-Brabant, een puberale liefde in Zweden passeert de revue, het gaat werkelijk alle kanten op. Soms is Vos ronduit oubollig: ‘Suzanne kleedde zich met on-Vlaamse gratie, bewoog haar heupen op een manier die verboden had moeten worden.’ Hij doceerde in Japan en Engeland en zijn eruditie is indrukwekkend. De manier waarop hij schrijft leest prettig weg, maar door de bizarre veelheid van onderwerpen bleef de inhoud bij mij niet lang hangen.
Had hij zich maar beperkt tot de Japanse observaties. Over het kleinste rotstuintje van Japan bijvoorbeeld. ‘Op een, smalle, schaduwachtige grindstrook tussen twee houten veranda’s, (…) vijf ruige rotsen lijken rimpels te maken in een mini-oceaan van zilverwit grind. Meer is er niet te zien.’ Gelukkig staat er een (gruizig zwart-wit) fotootje bij.
Vos verstaat de kunst van het bewonderen, maar hij is ook kritisch. Over Bob Dylan: ‘Een jong ventje, dat als een waanzinnige staat te staan schreeuwen tegen een achtergrond van dolgedraaide kermismuziek,’ schrijft hij over het legendarische optreden van Bob in Manchester van ‘Like a rolling stone’, door veel fans juist beschouwd als de grootste liveperformance aller tijden. Nou zeg! Hoe durf je!
Vos houdt meer van Miles Davis. En ook van klassiek trouwens.
Door zijn boek Het voetkussenboek te noemen, dat zo nadrukkelijk verwijst naar Het hoofdkussenboek heeft Vos mij totaal op het verkeerde been gezet. Maar zijn wereld is natuurlijk ook veelomvattender dan dat van een tiende-eeuwse Japanse hofdame, die amper de deur uit mocht. Ik raad niet aan het achter elkaar te lezen, maar als ‘nachtkastjesboek’ is het wellicht een goed idee.
Uitgeverij De Arbeiderspers 432 blz. € 29,99 (e-boek € 16,99)
Meldingen