Een ode aan de schoonheid en een pleidooi voor euthanasie bij voltooid leven.
Dit boek zou een pleidooi voor euthanasie zijn. Gerrit Blauw beschouwt zijn leven als voltooid, het was rijk en mooi, en nu wil hij het graag ook in schoonheid eindigen. Hij vraagt Theo Engel (flauw!) hem te helpen. Die is juist zijn geloof in schoonheid verloren, afgestompt door het contact met uitzichtloos lijdende patiënten. Lukt het Gerrit (ik citeer de achterflap) om Theo dat geloof terug te geven? En is dat voldoende voor Theo om Gerrit te helpen bij zijn wens om mooi dood te mogen gaan?’ Afgezien van een korte proloog waarin Theo een brief van Gerrit krijgt, moeten we als lezer lang op de ontmoeting van deze mannen wachten.
Eerst volgen we Gerrit Blauw, jong in de jaren 60, gelukkig in de eindeloze zomer tussen eindexamen en het moment dat hij gaat studeren. Dat ís inderdaad een mooie tijd, het leven gaat beginnen, maar ook een cliché. Er zijn vrienden op fietsen, een eindexamenfeest in een boerenschuur In Sneek, en hij ligt met Saartje Schaap in het gras, een meisje van Terschelling. ‘Een langzaam bewegend onderwaterlammetje in het donker, dat was zij’. Gerrit is ‘verliefd als een kleine ree of kommetje yoghurt’, en dan wordt een jongmens wel eens (pseudo)poëtisch. Ook springt ze ‘soepel als een giraf van boterhamzakjes’ over de drooggevallen sloot.
Huh?
Met haar vriendje Douwe, die drummer wil worden, zitten ze later eindeloos op een koud kamertje bij een hospita. Studentenromantiek van de bovenste plank. Een doorgezakte fauteuil, tocht, Chet Baker op de pick-up, opgewarmde bonen in tomatensaus, dat werk. Dan wordt Saartje zwanger, van Douwe, een drama natuurlijk. Waar is intussen ons beloofde onderwerp gebleven?
Dat komt in het volgende deel, waarin we Theo Engel volgen. Hij is een cynische euthanasie-arts van begin veertig. ‘Elke maand meerdere mensen omleggen heeft weinig met beter maken te maken.’ Hij heeft de vreemde gewoonte iets te jatten van zijn patiënten. Veel treurige gevallen passeren de revue, maar nog steeds geen interactie met Gerrit.
Want er komt eerst nog een deel waarin Gerrit een theaterregisseur blijkt te zijn geworden, die naar Oerol gaat. Hij heeft een stuk bedacht met een giraf erin, om indruk te maken op Saartje, die hem ooit vertelde dat ze dat dier een keer op het strand gezien had.
Pas dan, op pagina 181 van de 204 komen we bij een gesprek tussen beide heren over wanneer een leven ten einde mag komen. Hèhè. Een relevante vraag die er in minder dan twintig pagina’s doorheen wordt gejast. Waarom die hele voorgeschiedenis? Omdat het leven voor Gerrit na de dood van Saartje en Douwe niet meer de moeite waard was? Het is een boek geworden met van alles wat. Onmogelijke liefde, er wordt gefilosofeerd over schoonheid, die euthanasie dan toch nog op de valreep. Oomen gebruikt soms mooie beelden, de scène waarin een vrachtschip met een giraf de veerboot naar Terschelling inhaalt is fraai. Sympathiek maar onevenwichtig. En voor mij iets te veel jongensromantiek
Uitgeverij Querido 204 blz. € 22,99 (e-boek € 12,99)
Meldingen