Nieuwe biografie laat zien hoe vooruitstrevend Betje Wolff was, als schrijfster, maar ook als eigenzinnige vrouw die het opnam tegen de heersende moraal.
Betje Wolff en Aagje Deken, het zegt de oudere generatie vast nog wel iets, misschien lazen ze vroeger Sara Burgerhart, omdat het moest. Maar verder? Dat het stoffige imago van die achttiende eeuw niet helemaal terecht is, bewijst Marita Mathijsen keer op keer met haar aanstekelijke boeken. Bij haar gaan de personages weer léven!
Een vrije geest, het uitzonderlijke leven van Betje Wolff is er weer een heerlijk voorbeeld van. Alleen al dat begin: ‘Naast haar stond de man die ze pas veertien dagen kende en met wie ze in ondertrouw was gegaan. Vanaf de boot zag ze Vlissingen steeds kleiner worden.’ Mathijsen beschrijft de tocht die de 21-jarige Betje maakt naar de Beemster, waar haar dertig jaar oudere man Adriaan Wolff dominee was. ‘Zou hij al zijn tanden nog hebben gehad? Was hij kalend, pruimde hij tabak?’ Betje Bekker had zich in Vlissingen als zeventienjarige onmogelijk gemaakt door weg te lopen met haar vriendje van 24. Iedereen wees haar na, daar loopt ‘het vuyle ding’. Haar geld en goede naam was ze kwijt. Dus ja, dan maar die oude weduwnaar, die ze via een paar brieven had leren kennen.
Middenbeemster was in de winter een doods dorp. En dan kwam ze ook nog in een huis waar de kleren van de overleden echtgenote nog in de kast hingen. Je leeft toch meteen mee met Betje? Ik wel tenminste en ik las als een bezetene door. Wat een vrouw! Anderhalve meter mat ze, maar hoe ze zich in die zompige klei ontwikkelt tot ‘de Beemster kwelgeest’, hoe ze het opnam tegen de heersende, conservatieve moraal. Hoe ze de orthodoxe gelovigen bespot, ‘die babbelaars, die dwepers, die pedanten’. Heerlijk! En Mathijsen geeft er gratis een opfriscursus geschiedenis bij: hoe zat het ook alweer met die patriotten en prinsgezinden?
Als de schouwburg in Amsterdam afbrandt waarbij veel toeschouwers omkomen, grijpen de rechtzinnige dominees dit aan om te zeggen: Zie je wel? Dat is Gods straf. Betje is woest: ‘Ontaarde Menschen, durft gy wel zo liefdloos wezen? Schynheiligen, hebt gy dan harten hard als staal?’ Enzovoort. Ze wordt erom verketterd en er verschijnen massa’s boosaardige tegenpamfletten, de sociale media van de achttiende eeuw.
En dan moet de ontmoeting met Aagje Deken nog komen! Na de dood van dominee Wolff (die uiteindelijk best meevalt), gaan ze al meteen samenwonen en begint hun literaire zegetocht. Tot ze moeten vluchten naar Frankrijk vanwege hun politieke opvattingen. Als ze terugkomen blijkt al hun geld erdoor gejaagd. En hun boeken verkopen ook niet meer. Een leven met ups en downs!
Tot hun dood blijven ze samen en dan willen wij natuurlijk weten: waren ze lesbisch? Ook daar gaat Mathijsen op in, in een van de persoonlijke intermezzo’s. Na de dood van Betje wordt Aagje ziek en negen dagen later overlijdt ook zij. Het graf lag nog open, want de grond was bevroren. Zo zijn ze samen begraven. Net als de biograaf sloeg ik ontroerd het boek dicht.
Dat kwam misschien ook omdat ik het las in een ziekenhuisbed. Leuk was dat natuurlijk niet, maar ik durf te zeggen dat Betje me erdoorheen geeft gesleept.
Uitgeverij Balans 448 blz. € 29,99