Annemiek Schrijver verloor dit jaar haar dierbare kat Wolfje. Het verlies leerde haar dat de enige ware toevlucht in haar eigen hart te vinden is. Dat is ook de boodschap van Kerst. ‘Ga op zoek naar je innerlijke kribbe.’
“Ik heb de neiging om bij alles te denken: wat heeft dit mij te zeggen? Toen Wolfje werd doodgereden, voelde ik me net de Bijbelse Job. Ik probeer de dingen niet persoonlijk op te vatten, maar bij Wolfje kwam het zo dichtbij, ik moest er bijna om lachen. Ik dacht: het is net alsof God en de duivel een spelletje spelen, ‘kijk, ze is weer overeind gekrabbeld, nu geef ik de genadeklap’. Ik ging zijn grafje maken. Tijdens het werk hervond ik me plots in het hier en nu. Er was helemaal niets meer, ook geen zingevende gedachte. Wat er wel was, was aandacht. Aandacht, en tederheid. Het was alsof dat het van me overnam. Ik hield heel veel van dat dier, en ik realiseerde me dat die liefde niet was gestorven. Wolfje heeft een enorme hoeveelheid liefde in mij wakker geschud, en die was er nog steeds. Mij restte geen andere keuze dan de zachtheid toe te laten. Ik was helemaal weerloos en verwonderd. Ik had in verzet kunnen gaan, ik had kunnen zeggen: waarom overkomt mij dit? Maar dat heeft geen enkele zin, het doet dan nog meer zeer. Van verzet krijg je spierpijn, in die zachtheid vind je juist een schuilplaats.”
“Ja. Ik voel heel erg dat dit over menswording gaat. Dát is het kerstverhaal: dat God mens wordt. Een mens worden is veel omvangrijker dan ik ooit had gedacht. Het is zo’n groot avontuur. Ik zei altijd: God is mens geworden, nu wij nog. Nu ben ik dus aan de beurt. Het is een soort afpellen. Daar zit iets heel pijnlijks aan, heel intiem ook. De stal waar Jezus geboren wordt, waar God mens wordt, die is niet mooi en schoon. Dat is een plek vol modder, bloed, viezigheid en stront van dieren.”
“Dat is in ieder geval de weg, het is niet het eindstation. Ik heb ooit een oude man geïnterviewd, een belangrijk theoloog. Ik vroeg hem: wat betekent het evangelie van Thomas voor u persoonlijk? Hij werd eerst boos, hij vond het een impertinente vraag. Ik dacht: laat ik nu eens niets zeggen. Na een lange stilte vertelde hij me een verhaal. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij onderwijzer in Enschede. Op een dag keek hij uit het raam en zag hij Engelse parachutisten uit de lucht vallen. Sommigen waren al dood, anderen hingen in de bomen te wachten tot de Duitsers hen zouden ombrengen. De theoloog zei over dat moment: ‘Er liep een barst door het heelal. Er was maar één plek waar ik toevlucht kon vinden: in mijn eigen hart, waar eeuwig leven leeft.’ In die nood kon hij maar één weg vinden; de weg naar binnen. In Psalm 25 staat ‘Gods verborgen omgang vinden’. Daar gaat het over.”
Tekst: Bas Roetman